Verhalen small
De rode dame

Statig kijkt ze naar haar eigen spiegelbeeld. Ze ziet er deftig uit maar toch is ze niet helemaal tevreden. Ze twijfelt over haar tasje en haar hoed. Haar tasje trekt de aandacht naar haar torso. Zou iemand zien dat haar borsten niet gelijk zijn? [1]
Vroeger, toen ze er nog allebei waren, besteedde ze daar geen aandacht aan. Ze nam haar uiterlijk voor lief.
Maar naarmate ze ouder werd ging ze daar anders over denken. Haar uiterlijk werd belangrijker met elk jaar erbij. Haar hoed is een bewuste keuze, die maakt haar langer. Zo zien de mensen niet dat ze aan het krimpen is. Ze wordt kleiner, voelt zich steeds minder worden en vecht ervoor om dat te verstoppen voor anderen.
Vaak gaat ze niet meer weg, maar als ze gaat dan is het in vol ornaat. De ketting die ze van haar man heeft gekregen, hangt nog steeds als een mooie herinnering om haar nek. Langzamerhand wordt haar mooie jurk een beetje te groot. Maar wegdoen kan ze hem niet. De jurk is haar herinnering aan goede tijden, toen mensen haar nog met ontzag groetten. De jurk wegdoen is hetzelfde als zichzelf wegdoen. Zo ver is ze nog niet. Statig kijkt ze naar haar eigen spiegelbeeld, ze is oké.
[1] Verhaal n.a.v. dit schilderij van broer Louk van Hoof
Keurslijf

Rietje heeft er erg veel last van. De snoeren van het korset worden soms te strak aangetrokken, vaak door haarzelf. Als ze het ’s avonds afdoet voelt ze de opluchting in haar lijf, haar hart en haar hoofd. Het korset is het keurslijf dat nodig is om overeind te blijven, een noodzakelijk kwaad om te voorkomen dat ze verder inzakt. Want ze heeft het gevoel, dat ze steeds minder waard is en dat haar rol in de wereld steeds kleiner wordt, dat zijzelf kleiner wordt. Als ze ’s avonds alleen thuis is, durft ze het keurslijf af te leggen. Dan is er niemand meer, die iets van haar kan verwachten. Het gebruik van het korset is haar eigen keuze om steeds opnieuw bewust te voelen dat ze in een keurslijf zit, dat zij zelf een keurslijf is.
Maar wat haar het meest benauwt, is de invloed van het keurslijf op haar gevoel. Ze stompt af, vindt het steeds moeilijker om contact te onderhouden met de buitenwereld. Ze is strak ingesnoerd, voelt zich star en onbeweeglijk en straalt dat ook uit.
Mensen vinden het moeilijk om verbinding met haar te maken omdat ze de signalen verkeerd interpreteren. Haar leven is al jarenlang zoals ze nu zelf is, ingesnoerd in een keurslijf. Van dag tot dag staat vast wat ze doet, op uur en tijd en met wie. Nieuwe mensen zijn een bedreiging omdat zij plaats moeten krijgen binnen dat keurslijf. Maar dat lukt nauwelijks.
Ruimte maken kan alleen door iets anders los te laten. En dat is juist zo moeilijk. Alles wat ze doet, voelt als een noodzaak om te overleven. Alles wat ze los zou laten, voelt als het begin van een einde dat ze nog niet wil. En zo krimpt Rietje meer en meer. Haar wereld wordt kleiner en strakker. Het keurslijf zal haar uiteindelijk verzwelgen.
Verborgen toeschouwer

Hij is er niet, hij is er wel, onherkenbaar voor anderen. Eerst is het scherm dicht en ziet hij niets, beleeft hij niets, hoort hij niets. Door een toeval komt er een kleine opening in het scherm, waardoor hij een glimp van de buitenwereld op kan vangen. Zijn nieuwsgierigheid wint het van zijn angst en hij peutert net zo lang met zijn neus tot de opening wat groter wordt.
Zijn binnenwereld achter het scherm is veilig en vriendelijk. Naar buiten kijken is
eng. [1]
Vanaf een afstandje kijkt hij door het kleine gaatje naar de wereld, voor hem zijn buitenwereld, voor ons de wereld waarin wij leven. Wat hij ziet bedroeft hem en nodigt hem niet uit om naar buiten te treden.
Nog vóór de mensen in de buitenwereld hem ontdekken trekt hij zich terug en het scherm sluit zich weer. Het duurt niet lang meer of de bladeren van de buitenwereld maken zelfs het scherm onzichtbaar en daarmee is hij onvindbaar geworden.
De toeschouwer blijft voorgoed verborgen.
[1] Beeld en foto van zwager Olaf Beurskens